Dr. Miedemastrjitte 4
Deze twee woningen hebben een veelzijdig verleden. Nog voor de Franse tijd was het hoge huis nr. 4 de herberg in het dorp. Omstreeks 1759 werd het toenmalige huis overgenomen door de Kerkvoogdij en zij bouwden er een bovenverdieping op, zodat er een gelegenheid was om tijdens Jaarmarkten bij elkaar te komen. Philippus Breuker geeft aan dat dit waarschijnlijk op initiatief gebeurde van Dominee Eelco Alta. De dominee die niet alleen voorging in de kerk, maar zelf ook boer was, een vaccin tegen de koeienpest ontwikkelde en zelfs een pamflet schreef over de stand van de sterren en planeten die elkaar dicht leken te passeren. De drukker, tevens uitgever van een krant, publiceerde er in Chocoladeletters een bericht over met de suggestie dat de aarde zou vergaan, doordat er allerlei planeten en hemellichamen met elkaar in botsing zouden komen. Door de ontstane paniek onder de bevolking mocht het boekje van het provinciaal bestuur niet meer worden verkocht. Eise Eysinga bewees met zijn in huis gebouwde planetarium dat de krant het met haar bericht echt fout had. Echter het gebeuren achtervolgde Alta verder zijn hele verdere leven.

In de 19eeeuw veranderde de herberg enige tijd in een smederij.
Het zou tegenwoordig een ‘drive-in woning’ heten, met de garage onder de woning. Het is echter gebouwd met op de begane grond de ‘Trochreed’, de stal voor paard en wagen, met boven de herberg.
Huisnummer 2 werd tot in de jaren twintig van de vorige eeuw in tweeën bewoond. Het ene huis had de huisdeur aan wat nu de Dokter Miedemastrjitte heet en het andere huisgezin had de ingang aan kant dat nu De Havens is. Daarbij was en is ook nog de handicap voor dit deel van het huis dat ongeveer de helft van de ruimte onder het dak bij nr. 4 hoort! Het lage huisje is begin jaren zeventig van de vorige eeuw gerestaureerd.
Dokter Miedemastrjitte 2 en 4.
Al van ruim vóór de Franse Tijd zijn gegevens over ‘het Witte Huis’ bekend. In de kerk archieven heeft Philippus Breuker gevonden dat de kerkvoogdij het huis in 1759 kocht, er een verdieping bovenop bouwde om er een herberg van te maken. Door bij feestelijkheden en jaarmarkten een ruimte beschikbaar te stellen, kon dit college Bozum tijdens te houden jaar- en/of veemarkten meer in de belangstelling brengen. Dat werkte echter niet.
Na 1760 werden er nagenoeg geen jaarmarkten meer gehouden. Voor die tijd zou er bij Tryntsje Ates nog in haar huiskamer gelegenheid zijn geweest waar drank werd geschonken. Iets dergelijks is in Rien ook gevonden: verarmde weduwen van de herbergier van de waterherberg zouden in het dorp ook huiskamercafés hebben gehad. Er moest tenslotte geld voor brood op de plank komen!
In 1798 zou ‘onze herberg’ “De Twee Schapen” hebben geheten. Toen was Jan Eises Eisma de kastelein. In dat jaar kocht hij namelijk de woning die nu het adres De Havens 3 heeft. Hij verbouwde dat huis tot een nieuwe herberg. Pas in 1806 verhuisde hij naar zijn eigen kroeg. Eisma was in de Franse tijd ook veldwachter en hij komt sinds het begin van de Burgerlijke stand in 1812 ook regelmatig tevoorschijn als getuige en/of aangever bij een geboorte! Hij had dus naast zijn werk als kastelein diverse bijbaantjes.

Volgens een akte van lening van Jentje Oeges Breeuwsma aan Oene Klazes Sijtsma, de datum 11 mei 1822, koopt de laatste die maand het café van de Kerkvoogdij, voor fl. 1.865,– à 4,5 % rente. Oene kon het als kastelein ook niet goed bolwerken, want we vinden hem met verschillende beroepen in de diverse geboorte- en huwelijksakten van zijn kinderen. Zo gaf hij zichzelf op als slager (1812 in Bozum, in 1818 te Loenga(!) en in 1819 in Sneek. In 1837 en 1840 (voor het gerecht), was hij (vee-)koopman. In november 1865 hertrouwt hij op 79-jarige leeftijd en is dan nog steeds koopman! In 1822, 1833, 1837, 1840, 1849 was hij caféhouder. Hij scharrelde zijn kostje dus ook op meerdere manieren bij elkaar.
Het kwam overigens wel uit een slagersfamilie. Zijn broer Sijtse Klazes was in 1812 ook slager te Bozum. Uit een notariële verklaring uit 1818 blijkt zijn broer Lukas Klazes Sijtsma slager te zijn in Lutkewierum. Oenes zoon Sijtze trouwt in 1843 en die is dan slager te Bozum, terwijl vader zelf dan koopman is en nog steeds in de herberg woont!
In 1832 is hij volgens het kadaster eigenaar van het pand op nu Dr. Mie 2 & 4.
Hij verkoopt zijn herberg in 1835 aan Jan Sibbeles Buwalda in Witmarsum Maar die woont volgens de volkstelling van 1840 niet in Bozum. Vermoedelijk blijft Oene wel de kastelein, omdat hij volgens de volkstellingen van 1829, 1840 en in 1848 steeds op hetzelfde huisnummer 56 woont.
In 1850 verkoopt Buwalda het huis aan Sijtze Oenes Sijtsma, zoon van Oene Klazes. Hij staat te boek als koopman. Blijkbaar is het beroep van kastelein toch niet zijn stiel: hij verkoopt huis en haard aan Tiele Tjibbes Sinnema. Die was smid van beroep en bleef dat doen naast het drijven van het café. Het heette toen: ”It Wapen Fan Boazum” en had nog steeds huisnummer 56. Hij stierf mei 1862 en zijn (sinds 1859) tweede vrouw Ymkje Jans Riemersma vertrok twee maanden later naar Harlingen. Philippus Breuker heeft in de Doarpsskille nr 9 van de 10e jaargang, oktober 1979, de inventaris uitgeschreven van de herberg, die toen verkocht werd.
Het café werd juni-juli 1862 gekocht door Douwe Sijbrens Wiarda namens Jan Rintjes Heeringa. Heeringa was koopman te Bozum en betaalde 1347,-. Het aparte is dat het na de aankoop kadastraal wel op naam van Wiarda kwam te staan en pas in 1865 werd overgeschreven op Heeringa’s naam. In zijn tijd is het gebouw in 1876 in drieën gedeeld. Zie het kaartje.

De herberg/smederij heeft op het bovenstaande kaartje het kadastrale nr 754. Het lagere gedeelte ernaast, wordt in tweeën bewoond onder de kadastrale nummers 752 en 753. Deze beide huisjes hadden elk een oppervlakte van 27 resp. 29 m2. De herberg had een oppervlakte van 97 m2.
De bewoners van het hoge huis.
Op 16 juli 1883 stierf Hendrik Andries Netters op 78a. De smederij stond toen dus leeg. Wanneer Netters in de Smederij kwam te wonen en werken, is niet duidelijk. Daarvoor woonde hij sinds 1860 op de huisnummers 58 en 60, voor hij naar 78a verhuisde. Het zou dus kunnen dat hij in 1862 de smederij van de overleden Sinnema overnam. Terwijl het ook heel goed kan dat er nog iemand de smederij tussen deze twee in heeft gehuurd. Het verbazingwekkende c.q. alarmerende, is dat hij in de loop van de jaren ’50 en ’60 leningen afsloot waarbij hij de smederij die ter plaatse van de Dokter Miedemastrjitte 14 stond, als onderpand gaf.
1884-1888 komt Pieter Pieters Holster: op 19 maart 1884 van Akkrum. Hij kocht de Smederij al in mei 1882 terwijl hi er ruim anderhalf jaar later in trekt. Ook raadselachtig is dat hij zijn eigen smederij in Akkrum al in mei 1882 heeft verkkocht. Hij vertrekt op 12 mei 1888 naar Wieuwerd/Britswerd en in 1895 naar Sybrandaburen en beland dan in Poppingawier.

Tussen 1888-1902 is Okke Bruinsma de huurder Hij werd geboren 20 juni 1861 in Warns H.O, werkte tot 25 mei 1882 bij Pieter Jentjes Larooij in de gemeente Gaasterland. Op die datum vertrok hij naar Baard. Hij woonde en werkte hij 6 jaar als knecht bij de smid Andries Noordenbos in Baard. Okke trouwde mei 1888 met Pietje Winselaar uit Huins en ze verhuisden meteen naar Bozum, waar hij als smid begon. Ze kregen 5 kinderen. Pietje stierf eind maart 1897 en in mei kwam Elisabeth Winselaar in huis.

In eerste instantie ging het dus om een huishoudster, maar al in juli dat jaar trouwden Okke en Elisabeth. Samen kregen ze nog 4 kinderen. Vóór 1903 verhuisden ze naar de andere smederij in de straat: van 78a naar 82a. Nu: Dokter Miedemastrjitte 14. Dat zal mei 1902 zijn geweest, omdat Pieter Johannes Holster toen binnen kwam op nr 78a. De familie Bruinsma bleef tot in 1922 op hun nieuwe adres wonen. De 12e mei 1922 dat jaar verhuisden ze naar Oosterlittens. De foto van Bruinsma voor Dr. Miedemastrjitte 4 moet volgens mij daarom voor mei 1902 zijn genomen!
1902-1905 Op 20 mei 1902 komt van Poppenwier Pieter Johannes Holster naar 78a. Hij is dan net getrouwd met Anneke Swierstra. Omstreeks mei 1905 verhuisde hij naar nr. 115 op de Waltawei, dat per mei 1909 huisnummer 183 kreeg (Omdat hij in 1905 een perceel op de Waltawei heeft gekocht, zal hij omstreeks die datum naar de Waltawei zijn verhuisd)
Vanaf nu wordt het vooral een doorgangshuis van tijdelijke huurders.
Per 12 mei 1905 tot 11 mei 1907 woont en werkt Douwe Faber als koperslager in de smederij. Hij is in 1843 geboren, hij kwam mei 1905 van Weidum en vertrok mei 1907 naar Rien
van 1907 tot 1908 woont de smid Egbert Scholte met Roelofje Groot er met hun gezin. Zij komen van Bovenknijpe, verhuizen tussentijds naar nr 58a en in 1908 naar het Buitenland.
Per 12 mei 19o8 tot 24 juni 1910 woonde koopman Bote Hiemstra er met zijn vrouw Elisabeth Hoekstra er. Hij kwam van Oosterwierum en ging naar Sneek. In zijn tijd hier werd het huis vernummerd van 78a naar 121! Hiemstra werd trouwens ambtshalve door de ambtenaar doorgehaald. Dan zijn er in de bevolkingsboekhouding geen bewoners meer op nr 121 te vinden.

Pas in 1914 verkocht Heeringa de woningen. De nieuwe eigenaar werd zijn schoonzoon Ymke Johannes Swierstra, Landbouwer. De verkoop is officieel in de kranten aangekondigd.

Ymke was op 9 mei 1878 getrouwd met Elisabeth Jans Heeringa. In 1920 verkoopt hij het geheel aan Pieter Johannes Holster, Meester smid. Die woont zelf al lang en breed op de Waltawei. Hij verkoopt het huis alweer in 1922 door aan Auke Sybrens de Jong, melkrijder. Hij verhuist op 12 mei 1922 naar 131.
Bij hem ontstaat ‘de scheiding der huizen’.In 1823 stoot hij de beide kleine huisjes af met het bijbehorende voortuintje, Zodat hij alleen nog het hoge gebouw heeft met het kadastrale nummer 1451, zoals wij dat nu nog kennen.

Huisnummer 4 in de 20e eeuw
De Jong verbouwt het witte huis rond 1925. Auke en Rinske de Jong wonen er tot in 1952. Dan verkoopt hij het aan Wierd Sapes Miedema. Zijn dochter Corrie komt er dan te wonen met Willem Sloot en hun 2 kinderen. Rond 1963 wordt Henk Bruinsma met zijn gezin eigenaar en bewoner. In 1967 wordt de Miedemastrjitte versmald, omdat de weg verbreed wordt voor parkeerplaatsen. Daarmee worden de tuinen van alle huizen met een even nummer een paar meter versmald. Tot hij het in 1978 overdoet aan Coby Faber en Cees de Boer. Cees past het ook weer aan aan hun eisen en komen er in 1980 definitief wonen. Tot 1992 als hetechtpaar met hun drie kinderen terug gaat naar Sneek. Tom Postma heeft er toen een jaar of tien gewoond. Met zijn vriendin is hij in 2001 naar Leeuwarden vertrokken. De Familie Ronald Lukkes woonde er van 2001-2004. Zij hebben daarna nog een tijdje op de Waltawei gewoond (Waltawei 13). Van 2005-2010 woonde mevr. Bettie Douma er met haar 2 dochters. Het heeft toen een tijdje leeggestaan en in de periode van 2012-2013 werd het weer bewoond door Arnoud Bom en Antje Visser met 2 kinderen. Sinds augustus 2013 woont Anna Rinske Oenema er alweer.

Huisnummer 2
Dit huis werd nog in de eerste helft van de 20e eeuw nog steeds in tweeën bewoond. Het ene huis had de huisdeur aan wat nu de Dokter Miedemastrjitte heet en het andere huisgezin had de ingang aan de kant van De Havens. Daarbij was en is er nog een handicap voor het huis, omdat ongeveer de helft van de ruimte onder het dak bij nr. 4 hoort!
In 1924 heeft dit pand een zelfstandig bestaan gekregen, dat wil zeggen een andere eigenaar. Namelijk Anne Jellema. Die heeft er niet lang plezier van want hij doet het binnen een jaar van de hand aan de timmerman Tjipke Biesma. Die verkoopt het ook binnen een jaar weer door. Kees van der Meer is de nieuwe eigenaar. Nu komt er eindelijk rust op het verkoopfront voor dit huis. Van der Meer verbouwde het in 1925. Hij heeft er met vijf kinderen gewoond. Zijn kinderen waren Tryntsje uit 1901, Marten van 1903, Ynskje 1906, Willem 1907, en Anna 1910. Deze laatste 2 zijn er altijd blijven wonen. Al in 1950 woonden ze hier nog met zijn tweetjes. Anna had psychische problemen en overleed in 1962. Willem heeft er toen nog enkele jaren alleen gewoond. Het wordt ‘pas’ in 1971 verkocht aan Yde Schakel. Die had de bedoeling om het helemaal op te knappen. Hij verkocht het in 1972 door aan de gemeente Baarderadeel, in afwachting van de noodzakelijke overheidssubsidies. Na de restauratie is het een mooi klein woninkje geworden. Begin Jaren ’70 van de vorige eeuw was men in het dorp zeer actief om het slopen en vervangen van de kleine huisjes te voorkomen. Voor veel huisjes zonder sanitaire voorzieningen lukte dit niet. Rond 1970 werden Dokter Miedemastrjitte 2 en 4 tot monument bestempeld, zodat ze niet meer zo maar konden worden gesloopt. In de Leeuwarder Courant werd onder andere aan Dokter Miedemastrjitte 2 (en aan De Havens 3 en 4) een artikel gewijd.
Kees Vossenberg en Adrie Polstra kwamen er in 1976 wonen. Ze trouwden en na 3 jaar verhuisden ze naar de Waltawei 16. Het huis wordt nu zo’n twintig jaar opnieuw een doorgangshuis. Johan en Joke van der Goot namen er in 1979 hun intrek, kregen er 3 kinderen en na hun scheiding zijn ze in 1988 vertrokken. Vervolgens werd het door Keimpe en Ymie Stienstra bewoond tot 1996 en tot 1999 woonde Coby Behm er met partner Gerrit. In 1999 werd het nog 1 jaar bewoond door familie Koster. Maarten en Leonie de Jong waren de volgende bewoners tot 2004. En nu wonen Anton Damwijk en Conny hier alweer vele jaren.
Bronnen:
Het Kadaster
Teatske Lanting
Frans Tolsma
Philippus Breuker in de Doarpsskille
De Leeuwarder Courant