Veedrijvers en -handelaren in Boazum.
Midden 19e eeuw en rond 1900 waren er enkele veedrijvers bekend in Boazum, dat waren Klaas Reitsma met zijn twee zonen Doekele en Douwe. Daarnaast is ook Foppe Jans Siderius bekend als veedrijver. Later kwam Ulbe Wynia hier nog bij, werkzaam bij de Firma Schaap uit Deersum. Verder terug in de tijd, meldt Breuker in zijn boek ‘De Greidhoeke (pag. 187), woonde in Boazum de veekoopman Ale Sikkes. Ook geeft hij nog aan dat de beroemde en veelzijdige Dominee Alta niet alleen onderzoek deed naar het bestrijden van de veepest, maar ook in vee handelde.

Veedrijvers zijn vaak bij nacht en ontij onderweg. Voor de vrijdagmarkt halen ze het vee al op donderdag op. Door ’s nachts te drijven was het vee ’s ochtends op de markt in Leeuwarden.
In de zestiende en zeventiende eeuw waren er veel veemarkten in de provincie, zoals ook in Boazum. Breuker meldt dat er omstreeks 1750 jaarmarkten in Boazum werden gehouden. Dat hield algauw op, maar rond 1760 waren hier nog wel jaarmarkten voor koeien en jongvee. Breuker vermoedt dat Ds. Alta daar vast mee annex is geweest. Hij meldt in dit verband, dat in 1761 de kerk nog marktgeld heeft gekregen voor de herfstmarkt. Maar dat er geen nieuwe veemarkt meer werd georganiseerd. Dat geldt over de periode van meer dan ±250 jaar.
Het beroep veedrijver is in de gemeentelijke bevolkingsboekhouding nergens te vinden. Bij Klaas Alles Reitsma, tot nog toe de oudst bekende veedrijver van de Reitsma’s, staat in de Bevolkingsboekhouding: arbeider. Mogelijk zal hij het veedrijven dus naast zijn gewone werk hebben gedaan. Tenslotte was het voor veel mensen in die tijd geen vetpot en was elk inkomen van harte welkom. Daarentegen was de veemarkt een plek waar gemakkelijk geld werd uitgegeven: in de kroeg werd afgerekend en de koop vaak met een borreltje besloten. Dus voor moeder de vrouw zal het niet altijd een ‘stik bûter in de brei’ geweest zijn.
Vanuit de dorpen werd kleinschalig met vee gedreven. De boeren die een koe wilden verkopen, deden dat zelf of kwamen dan bij een knecht terecht, of bij mensen die er ervaring mee hadden. In Boazum had je in de tweede helft van de 19e eeuw en rond 1900 onder meer leden van de Familie Reitsma die het veedrijven in de vingers hadden.
Pieter Terpstra vermeld nog in zijn boek ‘Honderd Jaar Friese Landbouw’ dat in de loop van de 20e eeuw het vee zelfs met de tram werd aangevoerd. Tegenwoordig wordt het vee in grote vrachtwagens vervoerd.




Klaas Alles Reitsma is geboren op 20 maart 1837 en overleden op 21 mei 1908. Hij is getrouwd op 12 juni 1862 in Baarderadeel, met Reinskje Douwes Stienstra. Hun zoons Douwe en Doekele zaten ook in dit werk.
Klaas Reitsma en zijn vrouw woonden op het Amelân, hier zijn hun kinderen geboren.
Douwe, woonde met zijn vrouw Wietske op Tsjerkebuorren 2. Het huis waar jaren later de familie Lanting nog heeft gewoond.
Doekele woonde toen achter het huis van Franke Burggraaf, daar waar nu de tuinen van de families Kruger en Fluitman liggen.


Foppe Jans Siderius was geboren op 12 maart 1857 in Beers. Zijn ouders waren Jan Foppes en Tettje Klazes Kleiterp. Foppe is overleden in Bozum op 9 februari 1908, 50 jaar oud. Akke Sipkema zijn vrouw is geboren op 11 augustus 1869 te Wommels en overleden in Boazum op 3 maart 1952.
Foppe heeft, net zoals Ulbe Wynia, gewerkt als veeverzorger naar Noord Amerika. Een getuigschrift uit Lee, Massachusetts getuigt daar nog van.

Veevervoer in de 20e eeuw
Hier in Boazum hadden we de familie De Vries die vee vervoerde. Om flexibel te zijn, hadden ze naast een gesloten laadbak, ook een platte laadmogelijkheid. Zodoende konden ze in de ene vee en en op de andere bijvoorbeeld hooi vervoeren. Ze waren ook niet te benauwd om voor de vakantie, een Camper ‘avant la lettre’ van hun vrachtauto te maken!



Ulbe Wijnia
We kunnen Ulbe wel de laatste veedrijver van Boazum noemen. Hij heeft jaren lang voor de Firma Schaap in Dearsum vee over de hele wereld begeleid. Niet alleen naar Afrikaanse landen, maar ook naar Zuid-Amerikaanse staten. Frans had van hem nog enkele foto’s gekregen over zijn werk en zijn reizen naar bijna alle contingenten.
We kunnen hem ook wel een Karakteristieke Boazumer noemen. Hij woonde op Waltawei 13. Hij noemde zijn huis altijd: ‘zijn hut’. In de Doarpsskille heeft hij een aantal keren over zijn werk verteld.
In de Doarpsskilles van 1972 geeft hij een uitgebreid verslag van zijn reis met vee naar Peru. Hoe hij met zijn vee op weg gaat via de Golf van Biskaije, dat de scheepsmotor nog voor de Azoren averij krijgt en na reparatie eindelijk over de Atlantische Oceaan naar Curaçao vaart en via het Panamakanaal naar Colombia en Peru.
In dat verslag meldde hij ook zijn dagindeling op een schip, waarmee koeien, kalveren en varkens van Hamburg en Amsterdam naar Curaçao en verder naar Colombia en Peru werden vervoerd:
“Opstaan om 6:15 uur, beesten voeren, dan om kwart voor acht eten, om goed acht uur water geven, daarna stro of mesten, om kwart voor 12 eten. Verder hooi of stro aan dek brengen of de dieren nazien op schurft of andere ongemakken. Drie uur is het theetijd. Om vier uur voeren, kwart voor zes eten en daarna de dieren controleren. Dan is het al gauw donker. Nog wat verslagschrijven en lezen en dan ter kooi.”





De veehandelaren uit Boazum.

Een klein berichtje in de Doarpsskille van November 1973 over Jan Terpstra:

Bronnen:
Baron, Minie e.a. – De geschiedenis van de veehandel en veemarkten in Friesland. Uitgeverij Noordboek 2022 (Fryske Akademy nr. 1133)
Breuker, Ph.H. – Doarpsskille van april 1973, 4e jaargang nr. 5
Breuker, Ph.H. – De Greidhoeke, Lân en minsken fen 800 oant 1800 en letter. Stichting ArgHis – Wijdemeer 2012
Terpstra, Pieter – honderd jaar Friese Landbouw uitgeverij M.A. van Seijen
Wynia, Ulbe – Doarpsskille van april – november 1972, 3e jaargang de nrs 5 – 10 en 4e jrg nr. 1, 3 december 1972 en februari 1973
Frans Tolsma – Foto’s
Teatske Lanting- personen.